VNO-NCW en MKB-Nederland willen graag met de bonden en de overheid aan tafel over gezond werken tot aan de pensioenleeftijd. Demissionair minister Schouten heeft de werknemers- en ondernemingsorganisaties uitgenodigd voor een gesprek hierover. ‘Cruciaal is dat we met elkaar een goed en verstandig pakket maken met passende oplossingen voor werknemers met langdurig zwaar werk.’ Dat zeggen de ondernemingsorganisaties in reactie op de diverse acties vanuit de vakbeweging.
Tijdelijke regeling
In het pensioenakkoord van 2019 is een tijdelijke regeling voor vervroegde uittreding (RVU) mogelijk gemaakt voor werknemers met langdurig zwaar werk die overvallen waren door de stijging van de AOW-leeftijd. Deze regeling loopt eind 2025 af. De bonden waren met de ondernemingsorganisaties in gesprek over gezond werken tot aan de pensioenleeftijd, maar zijn daar in december uitgestapt. De werkgevers betreurden dat.
Juiste balans
VNO-NCW en MKB-Nederland hebben sindsdien steeds gezegd graag met de bonden en de overheid verder te willen praten over het thema gezond doorwerken tot de pensioenleeftijd. Ze wijzen er daarbij op dat een besluit over het al dan niet verlengen van de RVU primair een zaak van de politiek is. Het gaat immers om fiscale regels. ‘Het vraagstuk van gezond doorwerken tot pensioenleeftijd vraagt om de juiste balans: enerzijds passende oplossingen voor werknemers met zwaar werk die nu nog niet goed de ‘eindstreep’ kunnen halen, anderzijds voorkomen dat er een nieuwe cultuur van vroegpensioen voor alles en iedereen ontstaat. We worden steeds ouder en de AOW-leeftijd is destijds immers niet voor niets verhoogd.’
Integrale aanpak
Het vraagstuk voor gezond doorwerken tot de pensioenleeftijd vraagt volgens VNO-NCW en MKB-Nederland om een integrale aanpak: naast mogelijkheden om eerder te kunnen uittreden bij zwaar werk gaat het om maatregelen om langdurig zwaar werk zoveel mogelijk uit te bannen, en om tijdig over te schakelen naar andere werkzaamheden. In het pensioenakkoord zijn ook diverse andere afspraken gemaakt voor meer flexibiliteit in het moment van pensionering, zoals de inzet van toeslagen voor extra pensioenopbouw, een ruimer kader voor verlofsparen, en de verruiming van het fiscale kader voor pensioensparen.