Water is altijd vanzelfsprekend geweest in Nederland. Het sprak vanzelf dat we het voldoende hadden, en dat we het – letterlijk! – in goede banen konden leiden. Maar dat is verleden tijd. Hoe water een probleem wordt voor bedrijven.
Zeg je Nederland, dan zeg je water. Dus als er iets loos is met het water, dan is er iets loos met Nederland. En dus ook met het Nederlandse bedrijfsleven. Het water komt in allerlei soorten en maten tot ons. Als regenwater, drinkwater, grondwater, vaarwater. En zo gevarieerd hebben bedrijven er ook mee te maken. Water wordt in toenemende mate een probleem. En dan vooral een gebrek daaraan.
Hè, we hebben toch altijd meer last gehad van te véél water?
Ja, als laag land aan zee is de aandacht lang gericht geweest op de bescherming tegen het water. Met natuurlijk de watersnoodramp van 1953 in het geheugen gebeiteld. Maar ook recentelijk, in 2021, had Limburg te maken met overstroming van rivieren als gevolg van hevige regenval. Veel bedrijven hadden daardoor schade, die in totaal in de honderden miljoenen liep. Hevige regenval hangt samen met de klimaatverandering, die ertoe leidt dat perioden van droogte (tekort) worden afgewisseld met korte maar heftige regenperioden (teveel). Droogte wordt waarschijnlijk een groter probleem.
Oké, droogte dus. Wat merken bedrijven daarvan?
Drinkwater wordt een probleem in lange droge perioden. Er moeten voldoende plekken zijn om drinkwater te winnen als dat nodig is. Zo’n 60 procent van ons drinkwater wordt uit het grondwater gehaald, de rest uit oppervlaktewater. Het IJsselmeer geldt daarbij als de grootste zoetwatervoorraad. Drinkwater is in eerste instantie nodig – de naam zegt het al – om te drinken. En dat moeten we genoeg doen, zeker bij droogte. Maar drinkwater (leidingwater) wordt ook gebruikt in de industrie, bijvoorbeeld bij de productie van microchips en voedingsmiddelen. Het is de bedoeling dat de grootverbruikers in de industrie hun drinkwatergebruik met 20 procent omlaag brengen in 2035, behalve als er geen alternatief is.