De industrie weg uit Nederland? Micky Adriaansens heeft niets met zulke geluiden. ‘De industrie is absoluut noodzakelijk voor onze welvaart en welzijn.’ En: ‘Het is ridicuul te denken dat je van de ene op de andere dag kunt stoppen met fossiele energie.’
Stikstofcrisis, energiecrisis, oorlog in Oekraïne: het Nederlandse bedrijfsleven heeft heel wat te verstouwen momenteel. En daarmee minister Micky Adriaansens van Economische Zaken, als ‘hoeder’ van het bedrijfsleven.
Mevrouw Adriaansens, denkt u weleens: waar ben ik aan begonnen?
‘Nee, ik houd ervan om mijn tanden ergens in te zetten. Ik wist waar ik aan begon, en het bedrijfsleven gaat mij aan het hart. Dat zorgt ervoor dat we in een mooi land leven, zorgt voor voorzieningen en wegen. Bedrijven brengen investeringen en vernieuwing. Mensen kunnen hun huur en hypotheek betalen met het salaris dat ze in het bedrijfsleven verdienen.’
‘De positieve aandacht voor het bedrijfsleven is de afgelopen jaren afgezwakt: daar maakte ik me zorgen over. Als de overheid geld nodig had, werd er te gemakkelijk naar het bedrijfsleven gekeken. Terwijl dat juist geld nodig heeft om te investeren in een gezonde economie met goed opgeleid personeel. De creativiteit en ondernemerschap in Nederland moeten behouden blijven. Dus we moeten juist zuinig zijn op ons bedrijfsleven.’
U bent als minister van Economische Zaken wel afhankelijk van andere ministeries: arbeidsmarkt, onderwijs, belastingen, infrastructuur…
‘Ja, maar ik zit hier ook niet om alles in mijn eentje te doen, en alleen voor het bedrijfsleven. Ik probeer collega-ministers uit te leggen dat wat ik wil ook in hun belang is. En ik hoef ze niet uit te leggen dat er véél te doen is.’
Wie is Micky Adriaansens?Na studies Rechten en Beleid en Management Gezondheidszorg aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam begon Micky Adriaansens (59) in 1989 bij adviesbureau Europe Transfer Consultants. In 1991 ging zij naar advocatenkantoor AKD. Van 1999 tot 2002 werkte ze als adviseur bij Twynstra Gudde. In 2016 keerde ze daar terug als directievoorzitter. In de tussenliggende jaren had zij bestuursfuncties in de gezondheidszorg. Ze was commissaris bij onder meer PGGM en Insinger Gilissen. Van 2019 tot 2022 zat Adriaansens voor de VVD in de Eerste Kamer. Sinds vorig jaar is zij minister van Economische Zaken en Klimaat.
Minister Jetten van Klimaat maakt zelfs deel uit van uw ministerie. Loopt u dan naar hem toe en zegt u: breid dat stroomnet nou eens uit?
‘Dat is de simpele versie. Ik heb het Programma Verduurzaming Industrie en daar neemt hij deel aan, net als de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat. Rob Jetten is bezig het stroomnet te verzwaren, en ik bekijk of het bedrijfsleven daar voldoende aan heeft. En wanneer het klaar is. Zo motiveren we elkaar, want je wilt wel resultaat behalen. Als je het net verzwaart in een gebied waar weinig bedrijven zitten, heeft dat minder impact.’
Moet het stroomnet niet gewoon overál worden uitgebreid, en snel?
‘Dat zou je zeggen in eerste instantie, maar ik ben ook realistisch. Er zit een grens aan wat netbeheerders en andere organisaties kunnen verstouwen, bijvoorbeeld aan arbeidskracht. Het is vaak geen kwestie van geld maar van de vraag of we het kúnnen realiseren. Daar moeten we duidelijk over zijn richting het bedrijfsleven.’
‘We moeten zelf onze broek ophouden, niet afhankelijk zijn van anderen’
Je zou ook kunnen zeggen: minder industrie betekent minder vraag naar stroom én minder uitstoot van CO₂.
‘De industrie is absoluut noodzakelijk voor onze welvaart en welzijn. Met alle producten die de industrie maakt en de grondstoffen voor andere bedrijven. Zo zorgen we ook dat we minder afhankelijk zijn van andere landen, met name landen waar we niet afhankelijk van wíllen zijn. Dat hebben de oorlog in Oekraïne en de pandemie ons wel geleerd. We moeten zelf onze broek ophouden.’
‘De industrie gaat ons ook helpen met de energietransitie, want zij heeft de massa, kennis en ambitie om die transitie door te maken. De industrie neemt het voortouw en zorgt zo voor een vliegwieleffect, waardoor de rest van het bedrijfsleven kan meedraaien. Als de nieuwe energie-infrastructuur voor de grote industrie wordt aangelegd, kan vervolgens het midden- en kleinbedrijf er ook gebruik van maken.’
‘Bovendien: als je hier geen industrie wilt hebben, gaan ze ergens anders vervuild produceren. Dus als je de ambitie hebt om de wereld beter te maken, heeft het geen zin om bedrijven het land uit te duwen.’