Het komt duidelijk uit onze enquête: Nederlandse bedrijven willen heel graag verduurzamen en de klimaatdoelen halen. En toch investeren ze niet. Dat klinkt raar, en toch is eigenlijk heel logisch. Dat zit zo.
Wie afgaat op de protesten van klimaatactivisten, heeft wellicht een heel andere indruk gekregen. Maar feit is dat de industrie in Nederland werk maakt van de energietransitie. Dat blijkt uit een enquête die VNO-NCW onlangs hield onder 130 bedrijven. Daarvan heeft 84 procent een CO2-reductiedoel voor 2030 van gemiddeld 55 procent. Keurig overeenkomstig met wat in Europees verband afgesproken is dus. Tot 2030 steken bedrijven gemiddeld 271 miljoen euro in het verduurzamen van hun productie – met uitschieters ertussen van ondernemingen die daar miljarden in stoppen. Meer dan de helft van de bedrijven (62 procent) heeft ook al een doelstelling voor 2050 van gemiddeld 96 procent reductie. Dat komt in de buurt van het Europese streven om rond die tijd klimaatneutraal te zijn.
Vervangen door duurzame energie
Voor het zover is moet er nog wel veel gebeuren. Om olie en gas geleidelijk te kunnen vervangen door duurzame energie (met wind, zon en waterstof) zijn grote investeringen en vervangingsprocessen nodig. Op dat traject komen industriebedrijven veel hindernissen tegen, waarvan de energie-infrastructuur de belangrijkste is. Het stroomnet wordt niet snel genoeg uitgebreid, waardoor bedrijven moeten wachten. En een waterstofnet is er ook nog niet.
Neenah Coldenhove, een papierfabriek in het Gelderse plaatsje Eerbeek, produceert nu nog grotendeels met behulp van gas en elektra. Gas is volgens directeur Arnoud Roelandse nodig vanwege het stoomproces, waarop het drogen van papier is gebaseerd. Dit gas kan in de periode tot 2030 door elektra vervangen worden in de vorm van e-boilers en warmtepompen.
‘Op hele kleine proefschaal kunnen we al papier maken zonder veel water te verdampen. Maar voor de grotere machines is echt nog een doorbraak nodig in de manier waarop papier wordt geproduceerd om de doelstellingen van 2050 te realiseren. Daar zijn wij zelf te klein voor en ons Amerikaanse moederbedrijf Neenah ook. Zo’n innovatieproces kan alleen op Europees niveau plaatsvinden, in samenwerking met universiteiten.’
Stroomnet als hindernis
Roelandse ziet het stroomnet als de grootste hindernis in de ‘grote’ energietransitie, en daarin is hij niet de enige, zo blijkt uit de enquête. Het is al vaak gezegd: de capaciteit van het huidige stroomnet is onvoldoende. ‘Dat moeten de netbeheerders en de provincie, die over vergunningen gaat, hoger op de agenda zetten. We hebben hier in de buurt vier papierfabrieken en die hebben allemaal hetzelfde probleem.’ De vier voeren een gezamenlijk pleidooi om het stroomnet uit te breiden. Voordeel is dat ze elk op een ander deel van de papiermarkt actief zijn en dus geen concurrenten van elkaar zijn.
Het probleem is volgens Roelandse dat netbeheerders TenneT en Liander bij de besluitvorming over uitbreiding van het net maar een jaar vooruitkijkt lijkt te kijken, terwijl de energietransitie een veel langere blik vraagt. Ook heeft TenneT – wie niet? – te weinig personeel en moet het bedrijf dus prioriteiten stellen in het werk dat het kan uitvoeren.
Subsidie is er, maar niet bruikbaar
Een ander obstakel voor Neenah Coldenhove is dat het subsidie nodig heeft om de energietransitie te kunnen betalen, maar dat de huidige SDE-subsidie (Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie) niet goed bruikbaar is voor de papierfabriek. ‘Als het stroomnet en de subsidie zijn geregeld, hebben we een businesscase en kunnen we onze investeringen in vijf jaar terugverdienen’, zegt Roelandse. Het moet wel duidelijk zijn wanneer dat is, want anders houdt het Amerikaanse moederbedrijf geen geld in reserve voor investeringen in Nederland. ‘Dan gaan andere projecten binnen het concern voor.’ Roelandse zou graag willen dat de overheid bedrijven meer helpt bij een gelijk speelveld met buitenlandse concurrenten. Bijvoorbeeld met het oog op de hoge energieprijzen. ‘In landen als Frankrijk en Spanje krijgen bedrijven meer steun vanwege die prijzen. Voor ons is dat maximaal zestigduizend euro. Dat is met onze energierekening een druppel op een gloeiende plaat.’