De zware industrie lijkt een lastige toekomst te hebben in Nederland. Maar verduurzaming biedt een uitweg, zegt Gert Jan Kramer, hoogleraar Duurzame Energievoorziening. Zijn pleidooi: de Nederlandse industrie moet vergroenen en behouden blijven voor Nederland. En dat kan ook.
In juli publiceerde het Sustainable Industry Lab, waar Kramer medeoprichter van is, het rapport ‘Groene keuzes voor de Nederlandse basisindustrie’. De boodschap: de zware industrie, die nu nog drijft op fossiele brandstoffen, kan in 2050 klimaatneutraal en circulair zijn. ‘Onze conclusie is dat de fysieke randvoorwaarden voor de industrie in Nederland gewoon heel goed zijn’, somt Kramer op. ‘De geografische ligging, de havens, het energiepotentieel van de Noordzee, de toegang tot afzetmarkten landinwaarts. Dat zijn unieke pluspunten.’
Bosbranden teisterden deze zomer Griekenland, noodweer hield huis in Noord-Italië. Hoe ervaart u de urgentie van klimaatverandering?
‘Twintig jaar geleden werd het zuiden van de Verenigde Staten in een jaar tijd getroffen door twee verwoestende orkanen, Katrina en Rita. Toen dacht ik: dit zou weleens de Grote Gebeurtenis kunnen zijn die de wereld echt in actie brengt om de uitstoot van CO2 echt in te dammen. Maar tot mijn teleurstelling ebde die urgentie weer weg. De weersextremen worden nu steeds intenser. Dat ervaar ik als onwerkelijk. Het ís ook ongrijpbaar. Je kunt niet met één beleidsmaatregel reageren op één hittegolf of orkaan. Het klimaatvraagstuk vraagt om een zeer grote en decennialange actie van de hele wereldgemeenschap. En dat is een enorme uitdaging.’
Daarom moet ook de zware industrie in Nederland vergroenen?
‘Het is essentieel voor de economie en onze welvaart dat we de industrie vergroenen én behouden. Wij zeggen ook: het is onze morele plicht om bij te dragen aan groene basisproductie van kunststoffen en metalen waar uiteindelijk alle andere industrieën van afhankelijk zijn. Het hebben van een eigen industrie zorgt bovendien voor een strategische onafhankelijkheid. Veel mensen wijzen erop dat de zware industrie bestaat uit bulkproductie en relatief weinig economische waarde toevoegt. Hightechbedrijven als ASML hebben de toekomst. Dat is deels waar. Een machine van ASML is immers veel meer waard dan de materialen en onderdelen waarvan die gemaakt is. Maar daarmee is nog niet gezegd dat we de materialen en de producten die de chemie en de staalindustrie maken niet meer nodig hebben. Integendeel. De energietransitie, de voedselproductie en onnoemelijk veel consumentenproducten kunnen niet bestaan zonder de grondstoffen en halffabricaten van de basisindustrie.’
Sustainable Industry LabIn 2021 richtte Kramer samen met Sanne Akerboom het Sustainable Industry Lab (SIL) op. Het is een denktank en een netwerkorganisatie waarin bedrijven, wetenschappers, vakbonden en milieugroepen participeren. Het SIL beoogt objectief en neutraal de mogelijkheden tot verduurzaming van de industrie te onderzoeken. Volgens Kramer staat niet het industriebelang maar het publieke belang voorop bij het werk van het Lab.
Critici zeggen dat we de zware industrie simpelweg moeten inkrimpen om de milieu- en klimaatimpact te beperken.
‘Nederland en het rijke Westen zouden door gedragsverandering en consuminderen hun voetafdruk misschien wat kunnen verlagen, maar mondiaal zal de vraag naar energie en basismaterialen nog lange tijd groot blijven. Honderden miljoenen mensen in Azië en Afrika willen hun levensstandaard verbeteren. De voorspelling dat de wereld in 2050 minder energie en grondstoffen gebruikt is een geitenwollensokkenscenario.’
Waarom is het logisch dat de zware industrie in Nederland blijft?
‘Als we duurzame basismaterialen niet in Nederland willen produceren, wáár gaan we ze dan vandaan halen? Gaan we die importeren? Komt er spontaan groene industriële productie in andere landen op gang? Ik zie dat niet zomaar gebeuren. We zullen zelf moeten investeren in de verduurzaming van de industrie. We kunnen ons niet met CO2-certificaten uit de klimaatellende kopen.’
‘Niet alles wat nu grijs is, zal straks in een groen jasje terugkomen. De mobiliteit is bijvoorbeeld in hoog tempo aan het elektrificeren. Dat betekent dat er straks minder raffinage van ruwe olie nodig is om brandstoffen te produceren. Maar je hebt nog steeds raffinagecapaciteit nodig om grondstoffen te maken voor de chemie. De economie en de industrie transformeren voortdurend.’
'Dat de wereld in 2050 minder energie gebruikt, is een geitenwollensokkenscenario'
De energieprijs is hier structureel hoger dan in bijvoorbeeld Azië, het Midden-Oosten en de VS. Dat is toch een belangrijke vestigingsfactor?
‘Dat is zo. En eerlijk gezegd is Europa een beroerde plek om te investeren zolang we aardgas als energiebron gebruiken. Daar kunnen we weinig aan doen. Russisch gas komt niet meer. Punt. En LNG (vloeibaar gas dat per tanker wordt vervoerd; red.) zal vanwege de productie- en transportkosten altijd een relatief dure optie zijn.’
‘Daarom moeten we naar duurzame energie kijken. Die heeft een andere kostenstructuur. Het potentieel dat windenergie op de Noordzee biedt voor de industrie is enorm. Windenergie op zee is een steady energiebron. Als je dat integreert met het energiesysteem, en als je de overproductie van de windmolens gebruikt om via elektrolyse groene waterstof te maken, dan resulteert dat in een efficiënt, concurrerend en duurzaam energiesysteem.’