Politie en justitie doen veel te weinig met onze aangiften, luidt een veelgehoorde klacht van ondernemers. Gerrit van der Burg, hoogste baas Openbaar Ministerie, heeft daar begrip voor, maar zegt ook: ‘Met alleen het strafrecht redden we het niet in de strijd tegen cybercriminaliteit en ondermijning.’
Drugshandel, terreur, internationale criminaliteit, cybercrime en motorbendes: Gerrit van der Burg heeft het in zijn loopbaan bij politie en Openbaar Ministerie (OM) allemaal op zijn bord gehad. Nu is hij voorzitter van het College van procureurs-generaal, dat bepaalt waar het OM in de vervolging zijn pijlen op richt.
Meneer Van der Burg, staan ondernemers bij u hoog op de prioriteitenlijst?
‘Ja, maar dat betekent niet dat we alle zaken van ondernemers in behandeling kunnen nemen. Er is nu eenmaal sprake van capaciteitsschaarste bij politie en Openbaar Ministerie. Dat is een maatschappelijke realiteit. Dus moeten er keuzes worden gemaakt. Het belang van bijvoorbeeld een winkeldiefstal is dan minder groot dan een overval.’
Legt u zich neer bij die schaarste? Dan klinkt niet erg ambitieus.
‘Op basis van tien jaar politie en bijna dertig jaar Openbaar Ministerie zeg ik dat er altijd schaarste is. Er is nooit genoeg capaciteit, dus moet je altijd kiezen. En dan niet in een reflex schieten van meer blauw op straat, want het gaat ook om slimmer en efficiënter werken, met behulp van big data bijvoorbeeld. Verder kijk ik liever naar wat ik wél kan doen in plaats van wat niet.’
Bloedzaken gaan voor?
‘Zaken met ernstige gevolgen voor het slachtoffer gaan voor omdat zulke zaken nu eenmaal meer impact hebben op de samenleving en op de directe omgeving van de slachtoffers. Denk aan overvallen, zedenzaken en levens- en geweldsdelicten. Neem een stad als Amsterdam, die heeft nu veel capaciteit nodig voor de liquidatie-onderzoeken. En landelijk gaat er ook veel capaciteit in terreurbestrijding zitten.’
Wie is Gerrit van der Burg?Na een studie rechten in Leiden ging Gerrit van der Burg (58) in 1982 naar de Nederlandse Politieacademie. In datzelfde jaar begon hij als inspecteur bij de politie van Rotterdam. Vijf jaar later werd hij hoofdinspecteur. Van 1990 tot 2004 was hij officier van justitie in Breda en bij het Landelijk Parket. Van 2004 tot 2014 was hij hoofdofficier van justitie in Breda, Middelburg en Den Bosch, en bij het Landelijk parket. In 2014 werd hij lid van het College van procureurs-generaal. Sinds 2017 is hij daar voorzitter van.
Pech dus voor ondernemers die slachtoffer zijn van diefstal, afpersing, vernieling of fraude?
‘Om te voorkomen dat andere zaken altijd ondersneeuwen, zijn er ten aanzien van bijvoorbeeld fraudebestrijding afspraken gemaakt om jaarlijks een minimaal aantal zaken te doen. En dan niet alleen de eenvoudige zaken. Fraude is, net als ondermijning en cybercrime, complex en de bestrijding ervan vergt een lange adem.’
Ondernemers zeggen dat zij geen aangifte meer doen van criminaliteit omdat het ze te veel tijd kost en er toch niets mee gedaan wordt.
‘Toch wil ik hen oproepen om altijd aangifte te doen. Zo houden wij zicht op de criminaliteit. Als we bijvoorbeeld meerdere aangiften krijgen over hetzelfde delict of dezelfde dader, krijgen we zicht op wat daarachter kan zitten en kan er gerichter worden opgespoord.’
Wat koopt een ondernemer daarvoor? Die denkt: laat maar, zonder van de moeite.
‘Dat gevoel begrijp ik heel goed, maar ik doe toch dat appèl omdat ik geloof in het samen optrekken door overheid en bedrijfsleven. Met alleen het strafrecht los je de maatschappelijke problematiek niet op. Je moet óók aan de voorkant maatregelen nemen, zoals detectiepoortjes in winkels. Ook zouden branches bestuurlijke sancties of boetes moeten kunnen opleggen. Het ontmoedigen van criminaliteit vraagt om een brede aanpak.’