En natuurlijk spraken ondernemers toen ook al met Kamerleden…
...de eerste lobbyisten waren in de 17de eeuw afkomstig van de handelscompagnieën zoals de Verenigde Oost-Indische Compagnie, de West-Indische Compagnie en de Noordse Compagnie. Alleen niet ondernemers, maar de overheid had in die tijd veruit de meeste lobbyisten in dienst, zo schrijft Walter Annard, hoofd public affairs van de Rabobank. Een groep van zo’n twintig à dertig lobbyisten kwam in die tijd regelmatig langs op het Binnenhof. Hun werkzaamheden? ‘Het manieeren, besolliciteren en bevorderen van alle voorvallende zaeken.’ Ze waren vooral in dienst van steden, plattelandsdistricten, kerken en handelscompagnieën om in Den Haag ‘de affairen waer te nemen.’
Maar het woord ‘lobbyist’ werd toen nog niet gebruikt…
…de benaming voor deze lieden, schrijft Annard, was ‘solliciteur’ of ‘agent’. Het gaat dan om de letterlijke betekenis van het Latijnse sollicitare, namelijk: in heftige beweging brengen. Ook agent komt uit het Latijn: agere betekent handelen. ‘Over de functie bestond in de Hofstad geen enkele geheimzinnigheid’, schrijft Annard. ‘De solliciteurs staan keurig vermeld in de almanakken van die tijd.’ Tussen 1704 en 1806 verschenen dan ook de Haagse Herenboekjes, met een overzicht van belangrijke mensen in Den Haag. Af en toe bedankten ze ambtenaren voor hun diensten met wijn, tarwe en vetgemeste haantjes. Dit mocht niet, maar het werd soms oogluikend toegestaan.
het mocht natuurlijk niet, maar soms ontving een ambtenaar toch een vetgemest haantje als bedankje
Waarover ze spraken met Kamerleden was niet veel anders dan vandaag…
…zegt hoogleraar Arco Timmermans, kijkend naar de 19de eeuw. Tegenwoordig gaat lobbyen het hele jaar door, niet alleen voor de start van het nieuwe begrotingsjaar. Ook destijds waren belastingen, regelgeving en vestigingsklimaat al van belang. Vanaf 1803 lobbyden de Kamers van Koophandel, die de bevoegdheid hadden om ‘de belangen van handel en nijverheid’ gevraagd en ongevraagd onder de aandacht van het Departement van Binnenlandse Zaken te brengen. In 1899 werd de allereerste werkgeversvereniging opgericht.
Even terug naar de geschiedenis van Prinsjesdag: welk rol speelden ondernemers op de eerste Prinsjesdag van 1814?
De troonrede uit dat jaar verklapt een hoop. Niet voor niets noemt jurist en bestuurlijk adviseur Pieter Lagas, die alle troonredes digitaliseerde, de troonrede een ‘parlementaire dia van het bestuurlijk jaar’. ‘In de eerste troonredes gaat het vooral over de handel, de nijverheid, de visserij’, zegt Lagas. ‘En over de staat van de economie. Dat wordt gaandeweg uitgebreid. Maar ja, we waren toen ook nog een land dat het moest hebben van boter, kaas en eieren. Grote ondernemingen komen pas op aan het eind van de 19de eeuw met de industriële revolutie.’ De overheidslobbyisten over wie Annard schreef, lobbyden voor hun eigen district. En dus voor de boeren en ondernemers die daar woonden. ‘Die wilden graag dat er grote waterwegen werden aangelegd, goede infrastructuur. Maar als boer ging je niet naar Den Haag.’ Ook daar werd verslag van gedaan in de troonrede, als er bijvoorbeeld weer eens een kanaal was aangelegd.
Het woord ‘ondernemer’ valt voor het eerst in 1909 in de troonrede…
…niet omdat er dan pas voor het eerst over ondernemersbelangen wordt gesproken. Lagas: ‘De begrippen werkgever, ondernemer, bedrijfsleven worden soms diffuus geformuleerd. Pas na 1950, dus na de Wet op de bedrijfsorganisatie, lag het meer voor de hand om begrippen zoals werknemer en werkgever te noemen.’ Kort na de Tweede Wereldoorlog wordt ‘het bedrijfsleven’ vooral in één adem met de opbouw van het land genoemd. Om Nederland weer uit het slop te trekken, moeten bedrijven zoveel mogelijk met rust gelaten worden door de overheid, staat te lezen in de troonredes van bijvoorbeeld 1946 en 1947.
De kleur van het kabinet beïnvloedt de mening over ondernemers en dat lees je ook wel terug in de troonrede…
…maar dan wel vrij impliciet. ‘De troonrede is toch nog steeds een manier om een totaaloverzicht te schetsen’, zegt Lagas. ‘Daar past het inbouwen van controverse niet bij.’ Maar, zegt hij, het is natuurlijk wel zo dat de plannen van meer progressieve kabinetten in de jaren zeventig en tachtig in de troonrede doorklinken. En dat het toen vooral ging over de bescherming van de werknemer, in plaats van over ingrepen om het klimaat voor ondernemers te verbeteren.
ONDERNEMER, WERKGEVER: HET IS EEN TIJD BIJNA EEN VIES WOORD GEWEEST
De laatste paar jaar worden ondernemers en ondernemerschap wel echt gewaardeerd…
….dankzij de nieuwste voorlezer van de troonrede, Koning Willem-Alexander. Vorig jaar noemde hij het belang van de groeiende bedrijfsinvesteringen en de aantrekkende economie. En in 2016 het vertrouwen van ondernemers in de toekomst én prees hij ‘de ondernemerszin’ van de Nederlandse bevolking. In 2015 roemde hij de inzet en het doorzettingsvermogen van ondernemers (én van werknemers). Nu maar hopen voor ondernemers dat dat zo blijft.
Dit artikel verscheen eerder in Forum, maar is helemaal geüpdatet.