De verwachte rampspoed is uitgebleven, maar voordelen heeft Brexit de Britten ook niet gebracht. Nadelen wel, zeker voor ondernemers. De stand van zaken na vier jaar Brexit.
Op de Dag van de Arbeid is John Donovan druk met het wieden van de brandnetels bij Sevington Church. Roodborstjes kwetteren, een haas schiet weg. De voorjaarszon schijnt. Op de achtergrond bij deze Engelse plattelandsidylle klinkt een soundtrack van vrachtwagens die aan en af rijden, beladen met vleeswaren en ander voedsel. ‘Het wordt druk bij onze nieuwe buren,’ zegt de priester van het middeleeuwse kerkje dat grenst aan een kersvers en zwaarbewaakt douaneterrein, ‘de Brexit-controles zijn begonnen. Wat mij betreft mogen de truckers tijdens al het wachten naar de kerk komen voor rust en een gebed, maar ze moeten in hun vrachtwagens blijven.’
Brexit-ongemak
De 11 hectare tellende Sevington Inland Border Facility in het hart van graafschap Kent, alias de Tuin van Engeland, is een fysiek gevolg van Brexit, met een prijskaartje van omgerekend 117 miljoen euro. Waar de chauffeurs van Verhoeven.eu, Jan de Rijk logistics en al die andere transportbedrijven op het vasteland voorheen vrij baan hadden na aankomst bij de Witte kliffen van Dover, moeten ze zich na een half uur rijden voor de importcontroles begeven bij het gehucht waarvan de naam nu synoniem staat voor Brexit-ongemak. Ongemak, dat er bovendien voor zorgt dat de bloemen die in Engeland aankomen, iets minder vers zijn dan voorheen, net als de zuivel en het vlees.
Aan Europese zijde waren de importcontroles vier jaar geleden al van start gegaan, direct na het in werking treden van Brexit. Maar aan Britse zijde waren de autoriteiten, overvallen door de keuze van een meerderheid van de bevolking om de EU te verlaten, nog lang niet klaar met de voorbereidingen. Vier jaar lang hebben Britten de invoering uit weten te stellen. Wat sommige Brexiteers betreft, zoals voormalig staatssecretaris van ‘Brexit Mogelijkheden’ Jacob Rees-Mogg, hadden deze controles er nooit hoeven komen omdat ze de vrije handel belemmeren, maar de regering-Sunak is er toch mee van start gegaan, simpelweg omdat het in de Brexit-akkoorden staat.
Steeds meer europeanen keren de Britse hoofdstad de rug toe
Vooral symbolisch voordeel
Bij de Europese verkiezingen zijn de Britten voor het eerst toeschouwers langs de zijlijn. Aan de Europese politiek doen ze niet langer mee, maar dat betekent niet dat ze er van zijn verlost. Na de wilde jaren onder Theresa May, Boris Johnson en Liz Truss, zijn ze onder de gematigde Sunak langzaam weer naar Brussel toe aan het kruipen. Van de regels die in de Europese hoofdstad zijn of worden gemaakt, ondervinden de Britten nog steeds gevolgen. Dat kan zich uiten in kleine zaken. Zo ontbreken op een nieuwe speeltuin in het plaatsje Beer, in graafschap Devon, schommels omdat daar volgens EU-richtlijn EN1176 niet genoeg ruimte voor was.
Omdat het te veel werk was om alle vierduizend EU-regels uit het Britse wetboek te schrappen, hebben de Britten ze integraal overgenomen. Met veel nieuwe regels gebeurt dat ook. Dat moet wel omdat er anders problemen komen bij de handel tussen Noord-Ierland en de rest van het Verenigd Koninkrijk. Die handel verloopt nu vrij geruisloos, maar zodra de Britten een eigen koers varen zal deze worden verstoord. Dat is de reden waarom hardliners als Rees-Mogg en Johnson tegen het zogenoemde Noord-Ierse Windsor Akkoord waren.
Brexit-voordelen worden breed uitgemeten in de Conservatieve pers. Dat kan gaan om zaken die vooral van symbolisch belang zijn, zoals de donkerblauwe kleur van het paspoort en het kroontje op een pintglas. Nissan heeft flink geïnvesteerd in Sunderland, en Tata opent een batterijfabriek in Somerset. De Anglo-Nederlandse reuzen Shell en Unilever hebben zich gevestigd in ‘Brexit Britain’. Met tientallen landen hebben de Britten handelsverdragen afgesloten, maar in veel gevallen gaat het om kopieën van bestaande EU-verdragen. De hoofdprijzen – akkoorden met grootmachten India en de Verenigde Staten – zijn nog mijlenver weg.
Export flink afgenomen
Voor grote ondernemingen zijn de negatieve gevolgen van Brexit te overzien. Het ligt anders voor kleine en middelgrote bedrijven die handelen met Europese landen. Neem Cluny Lace, een familiebedrijf in Derbyshire dat kantwerk maakt, onder meer voor de Britse koninklijke familie. ‘Onze export naar het vasteland is sinds Brexit flink afgenomen,’ zegt directeur Charles Mason van het bedrijf dat stamt uit de jaren zestig van de 18de eeuw, ‘door de extra kosten is het soms gewoon niet rendabel meer. Ook het verven van ons textiel in Frankrijk is een crime. Voorheen konden we het snel en weer sturen. Nu geldt de behandelde kant opeens als import. In Engeland zelf kunnen we niet verven.’